Deze Hollandse appelketel stamt uit de eerste helft van de negentiende eeuw. De ketel is gemaakt van koper heeft een messing knop en is van binnen vertind. De bodem en zijkant hebben een zwaluwstaart verbinding en het hengsel en tuit zijn met nagels vastgezet. De ketel weegt 1706 gram meet met het hengsel omhoog 30 cm, is 33 cm lang en 24 cm breed.
Een appelketel werd in de 18de en 19de eeuw gebruikt als waterketel bij de open haard. Bij een goede antieke ketel is de bodem met zwaluwstaartverbindingen gesoldeerd aan de buik en is de binnenzijde vertind. De meeste mensen denken dat de naam “appelketel” iets te maken heeft met de appelachtige vorm van de ketel. Maar de ketel heeft zijn naam niet aan zijn vorm te danken. De naam is wél te danken aan het klepje dat aan het uiteinde van de tuit is bevestigd, dit klepje gaat bewegen / klepperen (appelleren) als het water kookt. De naam is ontstaan in de Franse tijd (rond 1800) en is afkomstig van “appeler l’ attention sur” wat zoveel betekent als “attent maken op”. De binnenzijde van de ketel is vertind om kopervergiftiging te voorkomen. Vóór de tijd van het vertinnen moest personeel het koperwerk dagelijks schuren met water, zand en zout om het giftige kopergroen te verwijderen, in de volksmond “het Spaansche groen” genoemd. Literatuur uit die tijd leert ons dat het nalaten van deze handeling uitbarstingen, verlamming en ongevoeligheid kan veroorzaken. De dood zou hierna zeker zijn intrede doen.