De profeet Abraham
De naam Abraham betekent “vader van vele volken”. Het is de naam die God aan Abraham geeft wanneer Hij de belofte van een groot nageslacht en een eigen land bevestigd (Genesis 17).
Het verhaal Abraham’s offer wordt beschreven in het boek Genesis en in de Hebreeuwse Bijbel.
De vertelling van Het offer van Abraham.
God stelt Abraham op de proef door hem te vragen naar de berg Moria of Tempelberg te gaan om zijn meest geliefde en enige zoon Isaak te offeren.
De volgende ochtend zadelde Abraham zijn ezel en nam twee knechten en zijn zoon Isaak mee. Voor het brandoffer hakte hij hout en ging naar de plaats die God hem had genoemd. Na drie dagen reizen kwam hij aan op de door God aangewezen plek en beval zijn twee dienaren om bij de ezel te blijven en vertelde deze dat hij en de jongen naar de plaats gingen om te aanbidden waarna ze weer bij de dienaren terug zouden komen.
Abraham liet Isaak het hout voor het offervuur dragen en nam zelf het slachtmes en het vuur mee. Na een tijdje vroeg Isaak aan zijn vader “we hebben het hout en het vuur, maar waar is het lam dat geofferd moet worden?” waarop Abraham antwoordde “God zal zelf voor het offerlam zorgen jongen”.
Toen zij aankwamen op de plaats die God Abraham had aangewezen, bouwde Abraham een altaar en stapelde het hout erop. Hierna bond hij Isaak aan handen en voeten en legde hem op het hout van het altaar, nam het slachtmes en hief zijn arm op om zijn zoon te doden.
Op dat moment riep de Engel van de Here uit de hemel “Abraham, Abraham! Leg het mes weg en laat de jongen ongemoeid”. Ik weet nu dat God de belangrijkste in uw leven is, zelfs uw eigen en enige zoon van wie u zoveel houdt, wilde u mij geven.
Hierop sloeg Abraham zijn ogen op en keek en daar op enige afstand was er een ram die met zijn hoorns in het struikgewas verstrikt zat. Abraham ging erheen, nam de ram en offerde deze als brandoffer in plaats van zijn zoon Isaak.