In de zeventiende eeuw was in bijna geheel Europa en Azië snuiftabak, een tot poeder geraspte tabak dat als snuifje door de neus werd opgesnoven, het meest genuttigde tabaksproduct. Vooral bij rijke mensen was het goedje zeer populair en werd er door mannen, vrouwen en kinderen snuiftabak gesnoven. Snuiftabak werd gebruikt als genotsmiddel maar ook werd er zoals bij veel nieuwe producten (bijvoorbeeld thee en kruiden) geneeskrachtige werking aan toegeschreven als middel tegen allerlei kwalen.
Met de introductie van de snuiftabak werden er ook allerlei accessoires gefabriceerd waarin men de snuif kon opbergen. Men moet dan denken aan kleine goedsluitende doosjes die men makkelijk mee kon nemen, die niet lekten en waarin het aroma van de snuif goed bewaard bleef. De doosjes werden gemaakt in verscheidene vormen en uit diverse materialen zoals: goud, zilver, schildpad, ivoor enzovoorts. Het juweliershuis Fabergé vooral bekend van zijn paaseieren voor de Russische tsaren Alexander en Nicolaas hebben ook prachtige gouden snuifdozen bezet met edelstenen gemaakt.
In de negentiende eeuw gebruikte men in Schotland kleine ramshorens als houder voor snuiftabak. Voor op tafel gebruikte men grote tafelstukken van een ramskop met hoorns (snuff mull) met hieraan gemonteerd een zilveren doos waar men de snuif in op kon bergen en kettingen waaraan een lepel om de snuif op te scheppen en een konijnenpoot voor de heren om hun snor mee af te vegen. Tevens werden deze tafelstukken voorzien van wieltjes zodat men deze van de één naar de andere gebruiker kon doorgeven.
In China ontstonden er (doordat het roken van tabak verboden was en waar snuiftabak wel toegestaan werd) flesjes om de snuiftabak in op te bergen, aan de dopjes van deze flesjes zat een lepeltje gemonteerd waarmee men de snuif uit het flesje kon opscheppen. Deze werkelijk prachtig gedecoreerde flesjes werden uitgevoerd in glas, keramiek, jade, agaat, kwarts, been, ivoor, hout, lakwerk enzovoorts.
Aan het begin van de negentiende eeuw gaat men in de hogere kringen steeds minder snuiftabak gebruiken dit in tegenstelling tot de gewone burger die tot omstreeks de eeuwwisseling bleef snuiven. Uit deze periode zijn dan ook de minder kostbare dozen uit been, koper en hout bekend. Aan het einde van de negentiende eeuw gaan ook de burgers steeds minder snuiftabak gebruiken en stopt men met de productie van snuifdozen.
Tegenwoordig ziet men weer een opleving in het gebruik van snuiftabak dit doordat men het rookverbod steeds strenger gaat toepassen en het een alternatieve wijze is om in de nicotinebehoefte te voorzien.